Ik heb al 5 maanden een relatie met een 19-jarige, maar niet lang meer, morgen wordt ze 20.
't Was een doodnormale maandagavond, een week na het herseninfarct van de bomma en 5 dagen voor kerst, wanneer ons, de dochters van toen 23 en 26, dit "blijde" nieuws gemeld werd.
Plots werd ik dus lid van een clubke, een clubke waarvan ik niet had gedacht dat ik er ooit nog lid van zou worden. En toch, instinctief, wist ik het, toen ik die bewuste dag het 'kunt ge vanavond langs huis komen, ik moet u iets vertellen'-voice mail bericht beluisterde. Hoewel, eerlijk, dat van 't is een 19-jarige had ik niet kunnen bedenken, niet in mijn zotste, meest over the top-scenario's. Tot op de dag van vandaag vind ik ook dat stuk op zijn minst gezegd behoorlijk hallucinant, om van andere, minder fraaie, woorden nog maar te zwijgen.
Maar terug naar het clubke waarvan ik eigenlijk liever geen lid had willen zijn. Pas op, begrijp me niet verkeerd, nu ben ik nog groen en ongemakkelijk maar mettertijd zal ik me er vast meer op mijn gemak voelen. Ik bedoel, ik vertoef alvast in goed gezelschap, want mijn zuske (topwijfie!) is er ook. Al is de medaille wel dubbel, want héél véél van mijn liefste vrienden zijn er niet (maar dat ze dat vooral zo houden). In mijn vriendenkring sinds 15 jaar, zijn er een drie medeleden, en nog een vierde waarvan ik het pas onlangs ontdekte.
Sinds de eerste heftige reactie {genre: amaai, ik schaam mij dood - op naar de marginaliteit!} wat weggeëbt is durf ik er -bij gelegenheid- ook meer en meer voor uitkomen. Bijvoorbeeld onder mijn collega's ontdek ik zo regelmatig nog mede-binnenstaanders. Maar ze zijn schaars, toch in mijn leeftijdscategorie of circle of friends.
Wat ik inmiddels wél al tot in den treure, als reactie op mijn openhartigheid, gehoord heb, zijn de ik ken iemand die [insert eender welk praatje over een horror-scheiding]-verhalen. Wellicht troostend bedoeld maar altijd afkomstig van mensen die geen lidkaart hebben.
In het begin vond ik het trouwens best zotjes dat ik al verschillende jaren collega ben en zulke dingen nu pas te weten kom. Maar achteraf bekeken geef ik mijn collega-clubleden ook geen ongelijk, mensen zijn immers vaak enkel en alleen uit op de sappige roddels (en zelf en mens zijnde, neem ik ze dat niet kwalijk). Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de -aan mij- meest gestelde vragen van de laatste 6 maanden, -in deze volgorde- de volgenden zijn: Hoe is het met je mama? Houdt ze zich sterk? Is je papa nog altijd samen met zijn poppemie? En daarna -soms-: Hoe is het met u?
Want ja, ook mijn mama is lid geworden van een clubke.
En mijn papa heeft naast een lief ook een lidkaart verworven.
Ik erken dat.
Maar vanaf je lid wordt van het clubke waar mijn zus en ik lid van zijn, krijg je ook zélf een hoop zorgen, dromen en spoken in je hoofd. Zorgen, dromen en spoken die je, als je niet in het clubke zit, onmogelijk kan vatten. Ik dacht dat de zorgen, dromen en spoken mij, inmiddels al bijna 4 jaar uit huis, en druk bezig met mijn eigen 'gezinnetje' (zelfs al zijn dat dan 2 katers en een lief), niet zo hard zouden raken, en toch merk ik nu al, dat ik anders naar de dingen kijk.
Als het misloopt in de relatie tussen je ouders dan zijn zij daar allebei samen verantwoordelijk voor en dat is niet jouw schuld, dat weet je. Maar als kind van, plooi je zoiets ingrijpends willens nillens toch altijd weer ergens op jezelf terug.
Je gaat ervan nadenken en je krijgt dromen, spoken en zorgen in je hoofd.
Maar wat ik eigenlijk wilde zeggen is, dat ik toch harder geraakt ben dan ik aanvankelijk had gedacht en dat ikzelf daar nog elke dag mee om moet leren gaan. En ook dat ik echt niet de behoefte heb om er heel de tijd over te willen praten. Want dat ik véél liever op café ook eens niet op mijn ouders, verantwoordelijk voor de lidkaart, die brandt in mijn veel te dikke portefeuille, aangesproken wil worden. Maar dat het tegelijkertijd ook extreem veel deugd deed om onlangs door een andere mede-binnenstaander erkend te worden in mijn eigen bombardement van zorgen, dromen en spoken.
Dat ze meteen -en uitsluitend- vroeg: hoe gaat het met u.
En dat ze zei, ik begrijp hoe't voelt en dat ik echt wist dat ze het begreep.
{zelfs al was het laat, en lawaaierig, en deden we daarvoor nooit zo van gooi uw hart eens op tafel}
Sinds de eerste heftige reactie {genre: amaai, ik schaam mij dood - op naar de marginaliteit!} wat weggeëbt is durf ik er -bij gelegenheid- ook meer en meer voor uitkomen. Bijvoorbeeld onder mijn collega's ontdek ik zo regelmatig nog mede-binnenstaanders. Maar ze zijn schaars, toch in mijn leeftijdscategorie of circle of friends.
Wat ik inmiddels wél al tot in den treure, als reactie op mijn openhartigheid, gehoord heb, zijn de ik ken iemand die [insert eender welk praatje over een horror-scheiding]-verhalen. Wellicht troostend bedoeld maar altijd afkomstig van mensen die geen lidkaart hebben.
In het begin vond ik het trouwens best zotjes dat ik al verschillende jaren collega ben en zulke dingen nu pas te weten kom. Maar achteraf bekeken geef ik mijn collega-clubleden ook geen ongelijk, mensen zijn immers vaak enkel en alleen uit op de sappige roddels (en zelf en mens zijnde, neem ik ze dat niet kwalijk). Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de -aan mij- meest gestelde vragen van de laatste 6 maanden, -in deze volgorde- de volgenden zijn: Hoe is het met je mama? Houdt ze zich sterk? Is je papa nog altijd samen met zijn poppemie? En daarna -soms-: Hoe is het met u?
Want ja, ook mijn mama is lid geworden van een clubke.
En mijn papa heeft naast een lief ook een lidkaart verworven.
Ik erken dat.
Maar vanaf je lid wordt van het clubke waar mijn zus en ik lid van zijn, krijg je ook zélf een hoop zorgen, dromen en spoken in je hoofd. Zorgen, dromen en spoken die je, als je niet in het clubke zit, onmogelijk kan vatten. Ik dacht dat de zorgen, dromen en spoken mij, inmiddels al bijna 4 jaar uit huis, en druk bezig met mijn eigen 'gezinnetje' (zelfs al zijn dat dan 2 katers en een lief), niet zo hard zouden raken, en toch merk ik nu al, dat ik anders naar de dingen kijk.
Als het misloopt in de relatie tussen je ouders dan zijn zij daar allebei samen verantwoordelijk voor en dat is niet jouw schuld, dat weet je. Maar als kind van, plooi je zoiets ingrijpends willens nillens toch altijd weer ergens op jezelf terug.
Je gaat ervan nadenken en je krijgt dromen, spoken en zorgen in je hoofd.
Maar wat ik eigenlijk wilde zeggen is, dat ik toch harder geraakt ben dan ik aanvankelijk had gedacht en dat ikzelf daar nog elke dag mee om moet leren gaan. En ook dat ik echt niet de behoefte heb om er heel de tijd over te willen praten. Want dat ik véél liever op café ook eens niet op mijn ouders, verantwoordelijk voor de lidkaart, die brandt in mijn veel te dikke portefeuille, aangesproken wil worden. Maar dat het tegelijkertijd ook extreem veel deugd deed om onlangs door een andere mede-binnenstaander erkend te worden in mijn eigen bombardement van zorgen, dromen en spoken.
Dat ze meteen -en uitsluitend- vroeg: hoe gaat het met u.
En dat ze zei, ik begrijp hoe't voelt en dat ik echt wist dat ze het begreep.
{zelfs al was het laat, en lawaaierig, en deden we daarvoor nooit zo van gooi uw hart eens op tafel}
Deze blogpost (geïnspireerd op de babbel met S. en op de openhartige blogposts van R.) werd niet geschreven om te kwetsen, maar omdat ik geen zin had om hier nog langer te zwijgen of gespeeld vrolijk te komen doen terwijl ik daar niet altijd evenveel zin in heb.
Ik heb goeie hoop dat -nu dit eruit is- ik binnenkort weer
oprecht vrolijke content uw richting uitstuur.